Taal­trai­ning in de schoonmaak­branche

Caro­li­ne van Bler­kom leert anders­ta­li­ge schoon­ma­kers Nederlands: “Een taal­trai­ning kan heel veel impact op iemands leven heb­ben”.

Lexicon zakelijke taaltrainingen

“In de schoon­maak wer­ken men­sen met veel ver­schil­len­de ach­ter­gron­den. Soms wer­ken ze hier al 25 jaar, maar heb­ben ze nooit echt tijd of geld gehad voor de Neder­land­se taal”, begint Caro­li­ne van Bler­kom, oprich­ter van Lexi­con Trainingen, haar verhaal. En dat is zon­de, zowel voor de mede­wer­ker als voor de werk­ge­ver. Van Bler­kom legt uit waar­om een gemeen­schap­pe­lij­ke taal op de werkvloer én daar­bui­ten zo belang­rijk is. En waar­om de taal pas het begin is.

Van Bler­koms bedrijf Lexi­con traint anders­ta­li­ge werk­ne­mers in elk denk­baar moge­lij­ke bran­che. Ze begon­nen met het trai­nen van schoon­maak­me­de­wer­kers via een groot pro­ject van vak­bond FNV zo’n tien jaar gele­den. Toen werd er in de cao afge­spro­ken dat schoon­maak­be­drij­ven Neder­land­se les moe­ten aan­bie­den aan hun mede­wer­kers. Van Bler­kom: “Anders­ta­li­ge men­sen met ver­schil­len­de ach­ter­gron­den wer­ken over­al tegen­woor­dig. Zij heb­ben alle­maal Nederlands nodig om te inte­gre­ren in Neder­land. Zowel voor hun maat­schap­pe­lij­ke red­baar­heid, als hun pro­fes­si­o­ne­le red­zaam­heid. Zeker op de werkvloer is het natuur­lijk belang­rijk dat de com­mu­ni­ca­tie goed ver­loopt.”

Schoon­maak­me­de­wer­kers laten groei­en

Om te begin­nen: waar­om wil je als schoon­maak­be­drijf je anders­ta­li­ge schoon­maak­me­de­wer­kers een taal­trai­ning laten doen? “Als drie keer iets ver­keerd gaat omdat iemand een eti­ket ver­keerd leest, dan is dat vrij ver­ve­lend”, aldus Van Bler­kom. Die reden is dui­de­lijk. Maar het gaat ver­der dan dat. “Je wilt het ook doen ook voor de schoon­ma­kers zelf. Zij wer­ken vaak wan­neer de mede­wer­kers van de opdracht­ge­ver er niet zijn. Maar als ze er wel zijn, is het fijn als ze een praat­je kun­nen maken. Dat ze niet alleen die schim­men zijn die over­al rond­lo­pen. Je staat er niet bij stil hoe­veel schoon­ma­kers doen. Heel veel men­sen nemen dat voor lief. Je ziet ze, maar zie je ze echt? Mijn over­tui­ging is dat als je inves­teert in taal, de schoon­ma­ker kan groei­en. Taal is de basis. Dan kun­nen ze mis­schien ook door­groei­en in hun func­tie of bin­nen de orga­ni­sa­tie. Een bedrijf dat daar­in inves­teert, kan weer groei­en door haar men­sen. Ik doe dit al 28 jaar en ik heb gezien wat er gebeurt met bedrij­ven die wel goed in taaltrainingen inves­te­ren. Ze behou­den hun men­sen, er is min­der ver­loop en er is meer betrok­ken­heid.”

Vei­lig­heid

Tij­dens de taaltrainingen gaan ze bij Lexi­con aan de slag met hun deel­ne­mers. Dat kan alleen als dui­de­lijk is waar­aan gewerkt moet wor­den. “Van tevo­ren doen we bij een bedrijf een werkvloerscan. Daar­bij gaan we met twee of drie per­so­nen in gesprek, bij­voor­beeld met een Neder­land­se col­le­ga, een lei­ding­ge­ven­de en iemand van HR. We kij­ken waar de knel­pun­ten zit­ten. Zo vin­den Neder­land­se collega’s het soms best las­tig om anders­ta­li­ge collega’s te heb­ben. Als die collega’s onder­ling hun eigen taal spre­ken, begrij­pen ze dat niet. Het kan ook een gevoel van onvei­lig­heid geven. Maar voor anders­ta­li­gen geeft het weer een gevoel van onvei­lig­heid als ze geen Nederlands spre­ken. Dus het is ook voor de onder­lin­ge samen­hang van teams heel belang­rijk dat je een gemeen­schap­pe­lij­ke taal spreekt.”

Ze gaan toch op Neder­land­se les?

Niet alleen voor de collega’s in het team is een gemeen­schap­pe­lij­ke taal belang­rijk. Van Bler­kom ver­volgt: “Voor lei­ding­ge­ven­den die een team aan­stu­ren kan het ook frus­tre­rend zijn als je iets keer op keer moet uit­leg­gen en iemand zegt ‘ja’, maar doet het niet. Daar­om geven we ook work­shops voor lei­ding­ge­ven­den om uit te leg­gen wat het bij­voor­beeld bete­kent als iemand taalniveau a1 heeft. Dan kan die­ge­ne zeg­gen waar hij of zij werkt en begrij­pen wat iemand zegt als die heel lang­zaam spreekt. Maar dat weten lei­ding­ge­ven­den vaak niet. ‘Ze gaan toch op Neder­land­se les’, hoor je dan. Dat ver­wach­tings­ma­na­ge­ment heb­ben we van tevo­ren graag hel­der. Daar­om beste­den we veel tijd aan het voor­tra­ject. Heeft ieder­een een juist beeld van waar we mee bezig zijn? En wat kan een orga­ni­sa­tie doen om zo’n trai­ning beter te laten beklij­ven? Bij­voor­beeld door een lei­ding­ge­ven­de te laten reflec­te­ren of iemand het echt snapt. Of vra­gen of ze het echt heb­ben begre­pen. En soms ook heel basic din­gen. Zijn de instruc­ties bij­voor­beeld wel in een­vou­di­ge taal geschre­ven?”

Een taal­trai­ning tot een suc­ces maken, ligt dus ook niet alleen bij de lei­ding­ge­ven­de. “Onze visie is dat je niet alleen een trai­ning moet geven, maar ook moet kij­ken naar de omge­ving erom­heen. Dan heeft zo’n trai­ning veel meer zin”, betoogt Van Bler­kom. “Er zijn zaken die je van tevo­ren moet beden­ken. Hoe­veel tijd krij­gen mede­wer­kers bij­voor­beeld voor een trai­ning? Is dat onder werk­tijd of erna? Als je om vier uur ’s och­tends begint met trei­nen schoon­ma­ken en je moet om drie uur ‘s mid­dags nog een trai­ning vol­gen, dan is dat best pit­tig. We wil­len bewust­wor­ding bin­nen orga­ni­sa­ties cre­ë­ren over dit soort zaken. Wat ben je als werk­ge­ver bereid om aan het trai­nen van je werk­ne­mers te doen? En wat ver­wacht je ver­vol­gens van hen?”

Cul­tu­re­le rug­zak

Alleen het aan­le­ren van de taal is nog niet de oplos­sing om alle knel­pun­ten tus­sen Neder­land­se werk­ne­mers en anders­ta­li­ge werk­ne­mers te over­brug­gen. “De taal­trai­ning is een inter­ven­tie, maar geen oplos­sing voor een pro­bleem”, aldus Van Bler­kom. Een ande­re gro­te fac­tor is cul­tuur. Van Bler­kom legt uit: “Men­sen uit Oek­ra­ï­ne of Syrië heb­ben bij­voor­beeld een heel ande­re aan­pak dan Neder­lan­ders. Zij zijn veel hië­rar­chi­scher inge­steld. Een chef ver­telt ze wat ze moe­ten doen en dat dat doen ze. Maar ze doen ook alleen dat. Ter­wijl we in Neder­land graag ‘de han­den uit de mou­wen ste­ken’. Dat je, als je een tafel ziet die niet hele­maal schoon is, er een doek­je over­heen haalt zon­der dat iemand dat tegen je zegt. Daar sta je niet bij stil, maar dat doet niet ieder­een. Niet omdat ze lui zijn, maar omdat ze dat niet gewend zijn. Dat nemen we daar­om ook mee in onze trainingen. Ik zeg altijd dat ieder­een zijn eigen cul­tu­re­le rug­zak­je heeft. Die neem je mee en dat is juist iets posi­tiefs, als je dat goed inzet.”

Drie keer nee is ja

Zo sprak Van Bler­kom eens met een werk­neem­ster uit Eritrea. “Zij ver­tel­de mij hoe ongast­vrij ze Neder­lan­ders vond. ‘Ik krijg nooit eens kof­fie.’ Dat begreep ik niet. We vra­gen niet als eer­ste hoe het gaat, maar of je kof­fie wilt. Toen zei ze ‘ja, maar in mijn cul­tuur zeg je eerst drie keer nee. Je gaat niet al de eer­ste keer ja zeg­gen.’ Maar als je één keer nee zegt in Neder­land, dan krijg je niets. Dan wil je het schijn­baar niet. Dit laat goed zien wat er in iemands ‘zijn’ zit van­uit cul­tuur. En hoe snel mis­com­mu­ni­ca­tie ont­staat. Dat kan zich bij­voor­beeld ook uiten dat men­sen niet snel nee zeg­gen als een lei­ding­ge­ven­de iets vraagt. Dan zeg­gen ze ja en hopen ze maar dat het lukt. Zij moe­ten dan leren om te vra­gen wat er pre­cies wordt bedoeld. Maar dat vin­den ze heel moei­lijk, want dat past niet bij hoe ze zijn opge­voed. En dat hoeft niet eens ver weg te zijn. In Span­je zal iemand niet zelf snel een beslis­sing nemen. Ter­wijl Neder­lan­ders gewoon beslis­sen en niet drie keer naar de lei­ding­ge­ven­de gaan.”

Een manier om ver­der te komen

Het leren van de taal is dus de basis: “Een manier om ver­der te komen.” Van­uit daar kun­nen de mede­wer­kers in een team meer inzicht krij­gen in elkaar. En dat werkt ook door bui­ten de werkvloer. Van Bler­kom sluit af: “Men­sen wor­den zicht­baar­der en mon­di­ger. En dat geeft ook meer power. Dat is belang­rijk, want hun kin­de­ren gaan ook hier naar school. Die groei­en hier op, ze spre­ken Nederlands en komen thuis met Neder­land­se vriend­jes. Zo’n taal­trai­ning kan zo heel veel impact op iemands leven heb­ben. Dat gaat veel ver­der dan alleen schoon­ma­ken.”